Preface
Een voorwoord is in het algemeen een van de meest gelezen onderdelen van een boek. De verleiding is dan ook groot om u er in het voorwoord toe aan te zetten ook een aantal andere onderdelen van dit boek te gaan lezen. Het voorwoord zou op die manier een verbinding kunnen vormen tussen mijn beleid om de kennis uit dit boek zo breed mogelijk te verspreiden enerzijds, en het daadwerkelijke leesgedrag van u als lezer anderzijds. Omdat alleen een oproep in het voorwoord waarschijnlijk niet voldoende is om alle lezers ertoe te bewegen dit boek van a tot z te lezen, zou ik daarnaast nog andere verbindingen tussen mijn beleid en uw leesgedrag kunnen maken. Bijvoorbeeld door u op te bellen, artikelen in een vakblad te schrijven en door in Google te verschijnen wanneer u naar gerelateerde onderwerpen zoekt. De verleiding is groot, maar ik doe het niet. Het voorwoord is immers bedoeld voor andere zaken, dat is ook de reden dat het zo veelvuldig gelezen wordt. En bovendien: een ieder die graag wat meer van dit boek wil lezen, maar niet weet waar te beginnen kan ik eenvoudigweg verwijzen naar de leeswijzer aan het einde van hoofdstuk 1.
Dit proefschrift is het resultaat van onderzoek dat ik tussen 2006 en 2011 heb uitgevoerd bij het Onderzoeksinstituut OTB aan de TU Delft. In die periode heb ik veel literatuur op het gebied van implementatie in allerlei vakgebieden kunnen bestuderen. Daarnaast waren vier woningcorporaties – Groenveld Wonen, 1Bo-Ex, Leyakkers en Vestia Rotterdam Noord – bereid hun medewerking aan dit onderzoek te verlenen. Daardoor was ik tevens in staat om bij deze corporaties een diepgaande studie naar de gebeurtenissen tijdens het implementatieproces te verrichten.
Een aantal personen en organisaties heeft een belangrijke bijdrage aan dit proefschrift geleverd. Allereerst bedank ik de vier corporaties die mij in staat stelden het veldwerk te doen. Zij hebben mij niet alleen een werkplek op locatie verschaft, maar ook ruimhartig de toegang tot grote stapels documenten verleend. Dankzij hun openheid kon ik onbeperkt in de archieven speuren. Degenen die ik benaderde voor een interview waren zonder uitzondering bereid om hier tijd voor vrij te maken. Soms meerdere keren. De gesprekken die ik voerde waren zonder twijfel een van de leukste en meest interessante onderdelen van het onderzoek. Daarvoor veel dank.
Het veldwerk bij de vier corporaties leverde als tastbaar resultaat een grote stapel aantekeningen vanuit de documentenstudie, en verslagen van interviews. Belangrijke, maar niet de enige input voor dit proefschrift. Ook de bestaande wetenschappelijke literatuur vormt een belangrijk pijler onder dit boek. Zonder anderen tekort te willen doen noem ik Bruno Latour en Barbara Czarniawska als de auteurs, wier publicaties een belangrijke invloed hadden op de onderzoeksmethode die is gevolgd. Als ingang naar implementatiestudies vormde het overzichtsboek van Hill en Hupe (2009) een onmisbare schakel. Binnen het veld van het strategisch voorraadbeleid geldt dat voor de publicaties van Nico Nieboer en Vincent Gruis.
Naast het veldwerk en het literatuuronderzoek neemt ook het samenbrengen van deze twee onderdelen een belangrijke plaats in het onderzoek in. Vanuit de TU Delft hielden Nico Nieboer, Ad Straub, Peter Boelhouwer, Vincent Gruis en Henk Visscher me scherp door hun kritische vragen over methode, theorie en praktijk. Naast hen bedank ik ook de andere leden van de themagroep Housing Management, en de onderzoekslijn MOVe voor hun klankbordfunctie gedurende het onderzoek. Op enkele cruciale momenten kon ik bij Wiebe Bijker (Universiteit Maastricht) en Peter-Paul Verbeek (Universiteit Twente) terecht voor een verhelderend gesprek over Actor-Netwerk Theorie en de manier van onderzoek doen die daarmee samenhangt. Dank daarvoor. Tot slot bedank ik de collega's, vrienden en andere geïnteresseerden die een bijdrage leverden door het lezen van conceptteksten.
Ritske Dankert
Delft/Nijmegen, 2011