De Dienst Wonen van de gemeente Amsterdam en de Faculteit der Maatschappijen Gedragswetenschappen (afdeling Sociologie en Antropologie) van de Universiteit van Amsterdam (UvA) zijn in mei 2007 een samenwerking aangegaan. De idee hierbij was dat beide organisaties belangrijk zijn voor de stad en dat het meer samen optrekken op onderdelen goed is voor Amsterdam en het betrokken personeel. Het begeleiden vanuit de UvA van medewerkers van de Dienst Wonen die de ambitie hebben om te promoveren maakte onderdeel uit van deze samenwerkings overeenkomst.
Als ambtenaar van de gemeente Amsterdam ben ik, tot op de dag van vandaag, 15 jaar betrokken bij stedelijke vernieuwing. Als schakel tussen het Rijk en de stadsdelen (nu bestuurscommissies) vervul en vervulde ik, samen met collega's, een intermediaire rol. Op dit zogenaamde centraal-stedelijke niveau worden de Meerjaren Ontwikkelingsprogramma's (MOP) geschreven, wordt het budget verdeeld over de stadsdelen en wordt financieel en inhoudelijk verantwoording afgelegd aan het Rijk. Kortstondig ben ik een periode ambtelijk verantwoordelijk geweest voor de wijkaanpak. Dit was in het allereerste begin bij de introductie in 2007 ten tijde van minister Vogelaar. Samen met een collega van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (zij vanuit het sociale domein en ik vanuit het fysieke domein) had ik de opdracht om de wijkaanpak zoals ontwikkeld door het Rijk (40 wijken en 5 thema's) een plaats te geven in Amsterdam. In deze periode verbaasde ik mij over de grote aandacht die bewoners, zowel inhoudelijk als financieel, kregen.
Deze verwondering is de basis gebleken voor dit onderzoek. Ik wilde meer weten over bewonersparticipatie in relatie tot stedelijk beleid. Hoe kon het toch zijn dat de aandacht voor bewoners ‘opeens’ zo prominent op de politieke agenda stond terwijl ik van bewonersbetrokkenheid bij stedelijke vernieuwing zo weinig had gemerkt? Het willen weten hoe de verhouding precies is geweest tussen bewoners en stedelijke vernieuwing, samen met een tot dusver onvervuld verlangen om ooit eens aan een proefschrift te werken, hebben geleid tot het schrijven van dit boek. Hierbij hebben verkennende en voorbereidende gesprekken met Jan Willem Duyvendak, hoogleraar bij de UvA, een belangrijke rol gespeeld. Het bestaan van een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en de UvA heeft als vanzelfsprekend geholpen.
Op veel fronten (zowel beleidsmatig als in de uitvoering) is te zien dat onderwijsinstellingen en de gemeente Amsterdam meer en meer de samenwerking opzoeken. Ik vind dit een heel goede zaak. Samen werken we aan deze prachtige stad. De driehoek bestuur-beleid-wetenschap speelt een belangrijke rol in dit ontwikkelingsproces. Het kennen van elkaars wereld en het toewerken naar wederzijds begrip kan in aanzienlijke mate bijdragen aan een steeds hechter wordende samenwerking. Persoonlijk zal ik me hiervoor blijven inze en omdat ik zeer geloof in meerwaarde voor de stad, de Amsterdammers en het betrokken personeel. Mogelijk dat dit proefschrift als uiting van deze samenwerking tot voorbeeld kan dienen voor anderen.