Ebook: Componentontwerpen en Productontwikkelen
Vanuit de ‘design & build’ ervaringen in zijn eigen bedrijf in Delft heeft Mick Eekhout een geactualiseerde versie geschreven van het boek over de methodologie die hij gebruikt als ontwerper van draagconstructies en bouwconstructies in gevels en daken. Hij heeft de methodologie ook jarenlang aan studenten onderwezen om standaard bouwproducten te ontwikkelen, evenals systeemproducten en speciale producten ofwel (bouw)componenten.
Het eerste deel van het boek behandelt methodisch werken, het tweede deel behandelt voor de drie genoemde hoofdtypen (standaard-, systeem- en speciaalproducten) de beste methodologie om tot een succesvol resultaat te komen.
Het boek wordt gebruikt om studenten een volledig overzicht over de praktische methodologie van het componentontwerpen en productontwikkelen te geven. Het boek is nuttig voor architecten die speciale componenten in hun gebouwen willen ontwikkelen. Bouwproductontwerpers zullen in het boek meer overwegingen vinden dan ze in hun eigen praktijk tegenkomen. Het doel van dit boek is de innovatieve industriële productontwikkeling van de bouw in de praktijk te bevorderen.
Toen Mick Eekhout mij vroeg een voorwoord te willen schrijven voor zijn boek was mijn eerste reactie: waarom nu juist ik? Onze werelden liggen immers tamelijk ver uiteen. Eekhout, gesneden uit het hout van de ambachtsman geëvolueerd tot hightech specialist die zich vooral bezighoudt met realisaties van open structuren die fysiek dicht moeten zijn, terwijl ikzelf vooral bezig ben met wat daarbinnen ruimtelijk gebeurt. Zijn antwoord was: jij bent een van de weinige architecten die consequent en systematisch ontwerpt, een houding die ik mijn studenten nu juist zou willen bijbrengen. Wel meende ik te begrijpen wat hij bedoelde, maar bij mij kwam direct de vraag op waarom dat dan van belang was. Wordt het resultaat beter wanneer het volgens een bepaalde systematiek tot stand kwam?
Interessante gebouwen krijg je ook met knippen en plakken van beelden van de web sites van alle architecten van de wereld. Assemblage denken is door het hele bouwen in de plaats gekomen van het opbouw denken van vroeger. De verschillende elementen worden als onderdelen door specialisten uitgeknobbeld, vervolgens gekozen en dan samengesteld. De nadruk voor de architect komt zo te liggen op de keuze uit vele mogelijkheden en verder op de verbindingen, die moeten technisch kloppen en qua visuele uitdrukking kloppen, dat wil zeggen er uit zien zoals jij meent dat past in jouw opvattingen en in het door jou beoogde resultaat. Daarvoor is kennis nodig, technische kennis en kennis van de esthetische mogelijkheden (benadruk je ‘details’ of abstraheer je de dingen juist zoveel mogelijk). Maar voor alles gaat het om het weten te kiezen en te weten waardoor keuzes worden ingegeven. Keuzes zijn consequenties van een groter plan, bedoeld om tot een gewenst resultaat te leiden. Daar zit dan die systematiek waar Mick Eekhout op doelde. Maar zelfs dat grote(re) plan heb je meestal nauwelijks, evenmin als een duidelijk beeld van wat je eigenlijk wilt. Meestal weet je vooral wat je niet wilt, waardoor je keuze wordt gestuurd. Zo baan je een weg - vaak meer onbewust dan bewust - tussen onmogelijkheden en onwenselijkheden door, en zo word je intuïtief in een bepaalde richting gestuurd en kom je dan ergens terecht waar je laten we zeggen niet al te ongelukkig over bent. Ingenieurs hebben het makkelijker dan architecten, zoals ze er een sport van maken dingen zo licht mogelijk te maken. Daarin proberen ze elkaar af te troeven en dat levert dan tenminste een duidelijk doel. Van huis uit ging het de ingenieur er om met zo weinig mogelijk middelen het gevraagde doel te bereiken, voor hen gold altijd al ‘less is more’. Architecten zijn verkwisters, altijd schepjes er bovenop om maar op te vallen en helaas helpen ingenieurs hen daarbij om steeds verder ‘over the top’ te stijgen; ook zij genieten klaarblijkelijk van de aandacht die je daarmee schijnt te oogsten. Architecten zien zichzelf het liefst als kunstenaar, ten onrechte, maar dit terzijde, als ze maar niet denken daarom zonder systematiek te kunnen, ook nu architectuur vandaag super romantisch te werk gaat. Het is een misverstand dat een romanticus zich zou kunnen veroorloven ‘ins Blaue’ te werken. Neem de romantiek bij uitstek, de componisten in de negentiende eeuw zoals Schumann, Chopin, Brahms. Zij lieten hun gevoel de vrije loop naar het lijkt, maar om hun complexe akkoorden op papier te krijgen moesten zij de systematiek van de tonale harmonie perfect beheersen en ook qua vorm klopt alles, noot voor noot, volgens de op dat ogenblik gebruikelijke theorie. Poëzie zweeft niet maar is, zoals Flaubert opmerkte, even precies als wiskunde. Wat de dichter en de ingenieur gemeen hebben is, dat zij beiden zoeken naar de meest precieze en efficiënte middelen om hun gedachten uit te drukken. Ook de intuïtie werkt met een - wellicht onbewuste - systematiek. Ik denk niet dat je de ontwerpsystematiek zoals Mick Eekhout die uitlegt in de praktijk op de voet zult gaan volgen, maar het is goed en vermoedelijk noodzakelijk om die te beheersen en mee te dragen, opdat je intuïtie wellicht onbewust erdoor wordt ondersteund en bijgestuurd.
Herman Hertzberger